Archiefcategorieën: 4 Bedrijven, instellingen, organisaties, verenigingen
4.7 Sociale instellingen
Archiefcategorieën: 1 Openbaar bestuur
1.1 Plaatselijk bestuur
1.1.2 Instellingen en ambtenaren van de gemeenten Zoetermeer en Zegwaart
1.1.2.6 Sociale zorg
Nummer007
NaamVereniging Zoetermeerse Jeugdraad, sinds mei 1971 vereniging Zoetermeerse Raad voor het Jeugdbeleid, en Raad voor de Jeugd en Jongeren, 1967 - 1982
Periode1967 - 1982

  •  Voorwoord
    • Binnen de gemeente waren er vanaf 1967 tot en met 1981 verschillende overkoepelende organen die zich bezighielden met de behartiging van het plaatselijk jeugd- en jongerenwerk. De Jeugdraad, later gewijzigd in Vereniging Zoetermeerse Raad voor Jeugdbeleid was een apart gevormde instelling. Daarnast was de Raad voor Jeugd en Jongeren actief. Deze twee instellingen hadden verschillende taken en bevoegdheden op het terrein van jeugd- en jongerenwerk. Toch is uit oogpunt van een totaalbeeld van 14 jaar jeugdwerk gekozen voor twee afzonderlijke inventarissen in een band.

      Zoetermeer, november 1993,

      J.P. Rijnsburger

       

  •  Beknopte geschiedenis
    • In 1962 werd de gemeente Zoetermeer door het Rijk aangewezen als "groeikern". De woningnood in de Haagse agglomoratie was te groot. Begin zestiger jaren kwamen er signalen uit de samenleving om de activiteiten van bestaande instellingen op het gebied van jeugd- en jongerenwerk beter op elkaar af te stemmen.

      Het beleid van de gemeente Zoetermeer was er op gericht om tot een coördinerende samenwerking met de diverse jeugdorganisaties te komen. De beoogde afstemming heeft uiteindelijk geresulteerd in de oprichting van de Vereniging Zoetermeerse Jeugdraad in 1967. De Jeugdraad had als doelstelling om een overkoepelend orgaan voor het plaatselijke jeugdwerk te zijn. Binnen dit orgaan werkten de verschillende organisaties en de lokale overheid samen. Zodoende werd de coördinatie tussen die organisaties bevorderd. Bijzondere activiteiten werden gezamenlijk georganiseerd. Het gemeentebestuur werd geadviseerd over accommodaties en subsidies voor de jeugdorganisaties. De installatie van de Jeugdraad vond op 17 mei 1967 plaats onder voorzitterschap van de toenmalige wethouder van jeugdzaken, de heer J. Kentgens. Vertegenwoordigers van 23 plaatselijke jeugdverenigingen (jeugd, sport en cultuur) waren bij deze installatie in het gemeentelijk verenigingsgebouw " 't Trefpunt" aan de Dorpsstraat aanwezig.

      In 1974 werd in het kernakkoord (1974-1978) van de plaatselijke politieke partijen afgesproken dat een experiment zou worden gestart met de vorming van functionele rade op basis van artikel 61, lid 1 van de gemeentewet. Het meedoen aan dit erperiment zou een wezenlijke bijdrage geven aan de totstandkoming van een inbreng en meebeslissen bij het jeugdbeleid van de gemeente Zoetermeer.

      in overleg met de voormalige Vereniging Zoetermeerse Raad voor het Jeugdbeleid werd op 28 februari 1977 een nieuwe verordening vastgesteld waarin regels werden opgenomen ten aanzien van bevoegdheden, samenstellling, taak en werkwijze van de Raad voor jeugd en Jongeren.

      Na ongeveer anderhalf jaar - het tijdstip waarop nieuwe gekozen gemeenteraad zou gaan functioneren - zou een evaluatie plaatsvinden van de verrichte werkzaamheden. De uitkomst van de genoemde evaluatie zou bepalend zijn of aan de Raad meer

      Nadat de Zoetermeerse jeugd- en jongereninstellingen hun fiat hadden gegeven aan de samenstelling van deze nieuwe Raad werd op 25 november 1977 de Raad voor Jeugd en Jongeren officieel geinstalleerd door de wethouder van jeugdzaken en samenlevingsopbouw, de heer H.J. Oskam.

  •  Organisatie
    • Na de intallatierede van de toenmalige burgemeester, baron H.G.I. van Tuyll van Serooskerken, vond op 17 mei de verkeizing plaats van het algemeen bestuur: 8 bestuursleden namens de diverse jeugdverenigingen, aangevuld namens het gemeentebestuur met het raadslid met de heer M.J. de Bruin en het hoofd van de afdelingen onderwijs, sport- en culturele zaken, de heer mr. J. Kloosterman

      De eerste vergadering van het algemeen bestuur op 30 mei 1967 stond in het teken van de verdeling van de functies voor het dagelijks

      1e voorzitter: de heer G.L. Leideman

      2e voorzitter: de heer A.M. Oosterhof

      secretaris:  ambtenaar ter secretarie (tijdelijk)

      penningmeester: de heer A.T. de Vette

      Voor een goed functioneren, het bevorderen van een effectieve werkwijze, alsmede een goede afstemming tussen taken en belangenbehartigen van het jeugdwerk in het algemeen, waren er drie secties, te weten: een sectie jeugdorganisaties, een sectie sportorganisaties en een sectie culturele organisaties. Elke sectie had een voorzitter uit het algemeen bestuur. Via de secties kreeg men gerichte informatie van wat er alzo in de jeugdorgdaniaties leefde en welke wensen en verlangens er waren. Naast genoemde secties werd ook een viertal commissies gereformeerd, die een meer specifieke, uitvoerende taak hadden, te weten:

      een commissie voor vakantiebezigheden voor de schoolgaande jeugd

      een commissie voor planning van ruimtelijke voorzieningen

      een commissie voor een regeling en subsidiëring van kadervorming

      een commissie voor speeltuinwerk

      Nadat aanvankelijk een abtenaar ter secretarie tijdelijk het secretariaat uitoefende trad mevrouw A.C. van Weerden- van Mourik per 1 oktober 1967 als part-rime kracht in dienst ten behoeve van het verrichten van diverse secretariaatswerkzaamheden

      in de eerste levensjaren van het bestaan van de Jeugdraad bleek dat niet de gehele jeugd was vertegenwoordigd, maar uitsluitend de aangesloten vereniging van jeugd-, sport en cultuur. Door de groei van de gemeente ontstond ook behoefte om ontbrekende groepen van jeugd (bijvoorbeeld leerlingen van het voortgezet onderwijs, politieke jongerengroepen en de niet-georganiseerde jeugd) bij het jeugdwerk te betrekken. Dit aspect en de in 1969 uitgebrachte nota "structuur van Jeugdraad" waren aanleiding tot verandering van de bestaande doelstelling. Een bijkomstigheid was dat de sport- en culturele organisaties ook aangesloten waren bij hun eigen specifieke raden, alwaar hun belangen op de adequate wijze werden behartigd. Deze in de praktijk voorkomende dubbele belangenbehartiging ervoer men als overbodig. Vermoeddelijk heeft dit ook een rol gespeeld bij de geringe opkomst voor de algemene ledenvergadering. Vele vergaderingen moesten worden uitgesteld wegens het ontbreken van het vereiste quorum.

      Genoemde nota, dubbele belangenbehartiging voor sport en cultuur, alsmede aandacht voor de ontbrekende groepen jeugd waren aanwijsbare redenen om de bestaande doelstelling van de Jeugdraad aan te passen.

      Per mei 1971 werd een nieuw statuut vastgelegd en werd tevens de naam gewijzigd in: Vereniging Zoetermeerse Raad voor Jeugdbeleid. De doelstelling werd veel ruimter, namelijk: het ontwikkelen van en vormgeven aan het jeugd- en jongerenwerk in gezamelijk overleg met de overheid en het particulier initiatief. Voorts werd ook een stap gezet naar de ingegratie met het welzijns beleid door benoeming van een vertegenwoordiger in het bestuur van het plaatselijk Orgaan voor Samenlevingsopbouw. Door de aangepaste doelstelling was er geen behoefte meer tot vorming van aparte secties voor sport en cultuur. Nieuw werd de instelling van die werkgroepen, te weten: jongere jeugd ongeveer tot 12 jaar, middengroep van ongeveer 12-16 jaar en oudere jeugd vanaf 16 jaar. Vanaf 1970 werd een steeds terugkerende discussie gevoerd met de gemeente over het aantrekken van een administratieve functionaris ter ondersteuning van de zgn. drie raden gezamenlijk (Jeugdraad, Sportraad en Culturele Raad). Uiteindelijk werd in 1973 in de personeelsformatie van het Orgaan voor Samenlevingsopbouw de gewenste administratief- technische begeleiding opgenomen.

      De activiteiten van de Jeugdraad waren, in een wat breder verband gezien, duidelijk gericht op hetzelfde welzijnsterrein waarin ook de Sportraad en de Culturele raad een herkenbare plaats hadden. Vanuit deze filosofie was er behoefte aan een vaste overlegsituatie om tot een goede afstemming van taken te komen. Dit heeft geresulteerd in een regelmatig overleg met de dagelijkse besturen van de drie raden. Vanwege de raakvlakken en betrokkenheid met het welzijnswerk in het algemeen was ook het Orgaan voor Samenlevingsopbouw bij dit overleg aanwezig.

      De vertegenwoordiging van de zgn. drie raden in het bestuur van het Orgaan voor Samenlevingsopbouw heeft nog al wat stof doen opwaaien: één bestuurszetel gezamenlijk of elk apart. Uiteindelijk werd in mei 1973 ellke raad afzonderlijk in genoemd orgaan vertegenwoordigd.

      In 1974 bracht een interne werkgroep een rapport uit met betrekking tot verbetering van het functioneren van het algemeen en dagelijks bestuur. De taakomschrijvingen van de voorzitter, secretaris, de penningmeester en de part-time kracht werden verduidelijkt en aangescherpt.

      Heel veel is te doen geweest over de instelling van een commissie ex artikel 61, lid 1 van de gemeentewet, de zgn. functionele raad. In het kader prioriteitsstelling van activiteiten op het terrein van sociaal-cultureel werk, alsmede een goed samenspel tussen overheid en particulier initiatief, waarbij gezamenlijke en eigen verantwoordelijkheid voor continuïteit op het beleidsterrein voor het jeugd- en jongerenwerk ontontbeerlijk is, wenste de gemeente de bestaande organisatiestructuur van de jeugdraad aan te passen omdat met name de exxentie van duidelijke, heldere geformulieerde bevoegdheden ontbraken. Om aan deze wens te voldoen en de belangbehartiging van gemeentelijke zorg op het terrein van jeugd- en jongerenwerk meer tot zijn recht te laten komen door overdracht van bevoegdheden, die in principe berusten bij de gemeenteraad c.q. het college van burgemeester en wethouders, over te hevelen naar een apart zelfstandig orgaan, werd in 1977 de zgn. functionele Raad voor Jeugd en Jongeren ingesteld. Met het instellen van deze nieuwe raad hield gelijktijdig de Raad voor het Jeugdbeleid op te bestaan.

      De nieuwe Raad bestond uit 20 leden, waarvan de vertegenwoordigers als volgt was verdeeld:

      1.

      9 leden voor de jeugd- en jongeren organisaties, gesplitst in:

      a. 3 leden voor de leeftijdsgroep 0-9;

      b. 3 leden voor de leeftijdsgroep 10-13;

      c. 3 leden voor de leeftijdsgroep 14 jaar en ouder.

      2.

      6 onafhankelijke personen met specifieke ervaringen of deskundigheid op het terrein van jeugd- en jongerenwerk

      3.

      5 raadsleden, van elke fractie uit de gemeenteraad één persoon

      De benoeming van de bestuursleden, genoemd onder 1 en 2, geschiedde door de gemeenteraad op voordracht van de Raad. Als adjunct-secretaris werd toegevoegd de heer P.A.G. Meijer, ambtenaar ter secretarie.

      Het dagelijks bestuur zag er als volgt uit:

      voorzitter: de heer H. van Os

      vice-voorzitter: de heer A. Rottier

      secretaris: de heer D. Dusoswa

      penningmeester: de heer P. Arts.

      Voor het bevorderen van een effectieve werkwijze en goede afstemming van taken voor het totale jeugd- en jongerenwerk werden drie werkgroepen geformeerd te weten:

      Werkgroep jeugduitwisseling

      werkgroep kinderboerderij

      werkgroep accomodaties

      De raad had als primaire taak de behartiging van alle zaken, die betrekking hebben op het jeugd- en jongerenwerk. Voorts had de Raad een aantal bevoegdheden, zoals het organiseren van jeugdmanifestaties, het onderhouden van internationale contacten (vanaf 1978), kadertrainingen en het beschikken over een experimentenpot (groot f 4.280,--) ter ondersteuning van experimenten in het kader van het jeugd- en jongerenwerk.

      Naast genoemde primaire taken had de Raad ook een groot aantal externe contacten in de Zoetermeerse samenleving: Lokale Omroep Zoetermeer, B.R.W.-plancommissie, beleidsberoep Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg, zgn. Radenoverleg, inspraakgroep Stadscentrum, Orgaan voor Samenlevingsopbouw, Evenementencommissie.

      In het eerste jaar van haar bestaan bleek dat behoefte bestond aan een regulier overleg met de overige in Zoetermeer werkzame functionele Raden. Op initiatief van deze Raad werd op 17 mei 1980 de eerste bijeenkomst van het zgn. Radenoverleg belegd.

      De ralatie met de achterban, waarvoor de Raad werd geacht te functioneren, liet te wensen over. Vele jongeren waren niet of slecht op de hoogte van het bestaan van de Raad. Om aan dit communicatieprobleem iets te doen werd vanaf de tweede helft 1980 een eigen krantje uitgegeven. Helaas zijn slechts 4 nummers van dit krantje bewaard gebleven.

      Voorts werd 1980 een werkgroep opgericht voor service- en informatievoorziening. zowel in ongevraagde adviezen over bepaalde onderwerpen en een maandelijks overleg met de wethouder van jeugdzaken en samenlevingsopbouw. Een minpunt in deze relatie was dat de Raad te weinig inzicht had in de procesgan van en besluitvorming over de door haar versterkte adviezen. Ook werd als nadeel ervaren de ruimte vertegenwoordiging van de gemeenteraad (5 bestuurszetels) die vrij goed op de hoogte was van allerlei zaken, waardoor het gevaar bestond dat genoemde vertegenwoordiging de inbreng van de andere leden zou gaan overheersen.

      Op de samenstelling van de Raad werd nogal wat kritiek geleverd. Om een betere afstemming tussen de vertegenwoordiging uit alle soorten en vormen van het jeugd- en jongerenwerk te verkrijgen werd gedacht aan vermindering van het aantal gemeenteraadsleden, vermindering van de oververtegenwoordiging van het levensbeschouwlijk jeugd- en jongerenwerk en algemene verjonging van de zittende leden.

      Het evaluatie-onderzoek in 1979 naar het functioneren van de Raad, zoals was aangekondigd bij de oprichting van de Raad en ook nadrukkelijk was verwoord in het kernakkoord 1978-1982 van de plaatselijke politieke partijen, is een moeizaam proces geweest. Het, in opdracht van de gemeente Zoetermeer, door prof. mr. J. Wessel en mr. H.H.A. Teeuwen uitgebrachte evaluatierapport heeft uiteindelijk geresulteerd in het opheffen van de Raad.

      Op 30 november 1981 viel het doek over het voortbestaan van de Raad. Aan het particulier initiatief werd overgelaten zicht te organiseren in verenigingen en/of stichtingen. Wel konden vertegenwoordigers van jeugdorganisaties in voorkomende gevallen deelnemen aan de discussies in de desbetreffende vakcommissies van advies en bijstand van de gemeente (witte stoel).

      Aangezien er in de jaren 1980/1981 een periode van onzekerheid is geweest ten aanzien van de status van de Raad en het feit dat de Raad zelf erkende geen afspiegeling meer te zijn van het totale jeugd- en jongerenwerk is in de tweede helft van 1981 een poging gedaan een breed overlegplatform tot stand te brengen. In februari 1981 is hierover een hearing gehouden onder alle jeugd- en jongerenverenigingen met als hoofddoel het eventueel oprichting van een Raad op privaatrechtelijke basis. Helaas is dit initiatief bij gebrek aan belangstelling van de verenigingen niet verwezenlijkt.

  •  Activiteiten
    • Na de intallatierede van de toenmalige burgemeester, baron H.G.I. van Tuyll van Serooskerken, vond op 17 mei de verkeizing plaats van het algemeen bestuur: 8 bestuursleden namens de diverse jeugdverenigingen, aangevuld namens het gemeentebestuur met het raadslid met de heer M.J. de Bruin en het hoofd van de afdelingen onderwijs, sport- en culturele zaken, de heer mr. J. Kloosterman

      De eerste vergadering van het algemeen bestuur op 30 mei 1967 stond in het teken van de verdeling van de functies voor het dagelijks

      1e voorzitter: de heer G.L. Leideman

      2e voorzitter: de heer A.M. Oosterhof

      secretaris:  ambtenaar ter secretarie (tijdelijk)

      penningmeester: de heer A.T. de Vette

      Voor een goed functioneren, het bevorderen van een effectieve werkwijze, alsmede een goede afstemming tussen taken en belangenbehartigen van het jeugdwerk in het algemeen, waren er drie secties, te weten: een sectie jeugdorganisaties, een sectie sportorganisaties en een sectie culturele organisaties. Elke sectie had een voorzitter uit het algemeen bestuur. Via de secties kreeg men gerichte informatie van wat er alzo in de jeugdorgdaniaties leefde en welke wensen en verlangens er waren. Naast genoemde secties werd ook een viertal commissies gereformeerd, die een meer specifieke, uitvoerende taak hadden, te weten:

      een commissie voor vakantiebezigheden voor de schoolgaande jeugd

      een commissie voor planning van ruimtelijke voorzieningen

      een commissie voor een regeling en subsidiëring van kadervorming

      een commissie voor speeltuinwerk

      Nadat aanvankelijk een abtenaar ter secretarie tijdelijk het secretariaat uitoefende trad mevrouw A.C. van Weerden- van Mourik per 1 oktober 1967 als part-rime kracht in dienst ten behoeve van het verrichten van diverse secretariaatswerkzaamheden

      in de eerste levensjaren van het bestaan van de Jeugdraad bleek dat niet de gehele jeugd was vertegenwoordigd, maar uitsluitend de aangesloten vereniging van jeugd-, sport en cultuur. Door de groei van de gemeente ontstond ook behoefte om ontbrekende groepen van jeugd (bijvoorbeeld leerlingen van het voortgezet onderwijs, politieke jongerengroepen en de niet-georganiseerde jeugd) bij het jeugdwerk te betrekken. Dit aspect en de in 1969 uitgebrachte nota "structuur van Jeugdraad" waren aanleiding tot verandering van de bestaande doelstelling. Een bijkomstigheid was dat de sport- en culturele organisaties ook aangesloten waren bij hun eigen specifieke raden, alwaar hun belangen op de adequate wijze werden behartigd. Deze in de praktijk voorkomende dubbele belangenbehartiging ervoer men als overbodig. Vermoeddelijk heeft dit ook een rol gespeeld bij de geringe opkomst voor de algemene ledenvergadering. Vele vergaderingen moesten worden uitgesteld wegens het ontbreken van het vereiste quorum.

      Genoemde nota, dubbele belangenbehartiging voor sport en cultuur, alsmede aandacht voor de ontbrekende groepen jeugd waren aanwijsbare redenen om de bestaande doelstelling van de Jeugdraad aan te passen.

      Per mei 1971 werd een nieuw statuut vastgelegd en werd tevens de naam gewijzigd in: Vereniging Zoetermeerse Raad voor Jeugdbeleid. De doelstelling werd veel ruimter, namelijk: het ontwikkelen van en vormgeven aan het jeugd- en jongerenwerk in gezamelijk overleg met de overheid en het particulier initiatief. Voorts werd ook een stap gezet naar de ingegratie met het welzijns beleid door benoeming van een vertegenwoordiger in het bestuur van het plaatselijk Orgaan voor Samenlevingsopbouw. Door de aangepaste doelstelling was er geen behoefte meer tot vorming van aparte secties voor sport en cultuur. Nieuw werd de instelling van die werkgroepen, te weten: jongere jeugd ongeveer tot 12 jaar, middengroep van ongeveer 12-16 jaar en oudere jeugd vanaf 16 jaar. Vanaf 1970 werd een steeds terugkerende discussie gevoerd met de gemeente over het aantrekken van een administratieve functionaris ter ondersteuning van de zgn. drie raden gezamenlijk (Jeugdraad, Sportraad en Culturele Raad). Uiteindelijk werd in 1973 in de personeelsformatie van het Orgaan voor Samenlevingsopbouw de gewenste administratief- technische begeleiding opgenomen.

      De activiteiten van de Jeugdraad waren, in een wat breder verband gezien, duidelijk gericht op hetzelfde welzijnsterrein waarin ook de Sportraad en de Culturele raad een herkenbare plaats hadden. Vanuit deze filosofie was er behoefte aan een vaste overlegsituatie om tot een goede afstemming van taken te komen. Dit heeft geresulteerd in een regelmatig overleg met de dagelijkse besturen van de drie raden. Vanwege de raakvlakken en betrokkenheid met het welzijnswerk in het algemeen was ook het Orgaan voor Samenlevingsopbouw bij dit overleg aanwezig.

      De vertegenwoordiging van de zgn. drie raden in het bestuur van het Orgaan voor Samenlevingsopbouw heeft nog al wat stof doen opwaaien: één bestuurszetel gezamenlijk of elk apart. Uiteindelijk werd in mei 1973 ellke raad afzonderlijk in genoemd orgaan vertegenwoordigd.

      In 1974 bracht een interne werkgroep een rapport uit met betrekking tot verbetering van het functioneren van het algemeen en dagelijks bestuur. De taakomschrijvingen van de voorzitter, secretaris, de penningmeester en de part-time kracht werden verduidelijkt en aangescherpt.

      Heel veel is te doen geweest over de instelling van een commissie ex artikel 61, lid 1 van de gemeentewet, de zgn. functionele raad. In het kader prioriteitsstelling van activiteiten op het terrein van sociaal-cultureel werk, alsmede een goed samenspel tussen overheid en particulier initiatief, waarbij gezamenlijke en eigen verantwoordelijkheid voor continuïteit op het beleidsterrein voor het jeugd- en jongerenwerk ontontbeerlijk is, wenste de gemeente de bestaande organisatiestructuur van de jeugdraad aan te passen omdat met name de exxentie van duidelijke, heldere geformulieerde bevoegdheden ontbraken. Om aan deze wens te voldoen en de belangbehartiging van gemeentelijke zorg op het terrein van jeugd- en jongerenwerk meer tot zijn recht te laten komen door overdracht van bevoegdheden, die in principe berusten bij de gemeenteraad c.q. het college van burgemeester en wethouders, over te hevelen naar een apart zelfstandig orgaan, werd in 1977 de zgn. functionele Raad voor Jeugd en Jongeren ingesteld. Met het instellen van deze nieuwe raad hield gelijktijdig de Raad voor het Jeugdbeleid op te bestaan.

      De nieuwe Raad bestond uit 20 leden, waarvan de vertegenwoordigers als volgt was verdeeld:

      1.

      9 leden voor de jeugd- en jongeren organisaties, gesplitst in:

      a. 3 leden voor de leeftijdsgroep 0-9;

      b. 3 leden voor de leeftijdsgroep 10-13;

      c. 3 leden voor de leeftijdsgroep 14 jaar en ouder.

      2.

      6 onafhankelijke personen met specifieke ervaringen of deskundigheid op het terrein van jeugd- en jongerenwerk

      3.

      5 raadsleden, van elke fractie uit de gemeenteraad één persoon

      De benoeming van de bestuursleden, genoemd onder 1 en 2, geschiedde door de gemeenteraad op voordracht van de Raad. Als adjunct-secretaris werd toegevoegd de heer P.A.G. Meijer, ambtenaar ter secretarie.

      Het dagelijks bestuur zag er als volgt uit:

      voorzitter: de heer H. van Os

      vice-voorzitter: de heer A. Rottier

      secretaris: de heer D. Dusoswa

      penningmeester: de heer P. Arts.

      Voor het bevorderen van een effectieve werkwijze en goede afstemming van taken voor het totale jeugd- en jongerenwerk werden drie werkgroepen geformeerd te weten:

      Werkgroep jeugduitwisseling

      werkgroep kinderboerderij

      werkgroep accomodaties

      De raad had als primaire taak de behartiging van alle zaken, die betrekking hebben op het jeugd- en jongerenwerk. Voorts had de Raad een aantal bevoegdheden, zoals het organiseren van jeugdmanifestaties, het onderhouden van internationale contacten (vanaf 1978), kadertrainingen en het beschikken over een experimentenpot (groot f 4.280,--) ter ondersteuning van experimenten in het kader van het jeugd- en jongerenwerk.

      Naast genoemde primaire taken had de Raad ook een groot aantal externe contacten in de Zoetermeerse samenleving: Lokale Omroep Zoetermeer, B.R.W.-plancommissie, beleidsberoep Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg, zgn. Radenoverleg, inspraakgroep Stadscentrum, Orgaan voor Samenlevingsopbouw, Evenementencommissie.

      In het eerste jaar van haar bestaan bleek dat behoefte bestond aan een regulier overleg met de overige in Zoetermeer werkzame functionele Raden. Op initiatief van deze Raad werd op 17 mei 1980 de eerste bijeenkomst van het zgn. Radenoverleg belegd.

      De ralatie met de achterban, waarvoor de Raad werd geacht te functioneren, liet te wensen over. Vele jongeren waren niet of slecht op de hoogte van het bestaan van de Raad. Om aan dit communicatieprobleem iets te doen werd vanaf de tweede helft 1980 een eigen krantje uitgegeven. Helaas zijn slechts 4 nummers van dit krantje bewaard gebleven.

      Voorts werd 1980 een werkgroep opgericht voor service- en informatievoorziening. zowel in ongevraagde adviezen over bepaalde onderwerpen en een maandelijks overleg met de wethouder van jeugdzaken en samenlevingsopbouw. Een minpunt in deze relatie was dat de Raad te weinig inzicht had in de procesgan van en besluitvorming over de door haar versterkte adviezen. Ook werd als nadeel ervaren de ruimte vertegenwoordiging van de gemeenteraad (5 bestuurszetels) die vrij goed op de hoogte was van allerlei zaken, waardoor het gevaar bestond dat genoemde vertegenwoordiging de inbreng van de andere leden zou gaan overheersen.

      Op de samenstelling van de Raad werd nogal wat kritiek geleverd. Om een betere afstemming tussen de vertegenwoordiging uit alle soorten en vormen van het jeugd- en jongerenwerk te verkrijgen werd gedacht aan vermindering van het aantal gemeenteraadsleden, vermindering van de oververtegenwoordiging van het levensbeschouwlijk jeugd- en jongerenwerk en algemene verjonging van de zittende leden.

      Het evaluatie-onderzoek in 1979 naar het functioneren van de Raad, zoals was aangekondigd bij de oprichting van de Raad en ook nadrukkelijk was verwoord in het kernakkoord 1978-1982 van de plaatselijke politieke partijen, is een moeizaam proces geweest. Het, in opdracht van de gemeente Zoetermeer, door prof. mr. J. Wessel en mr. H.H.A. Teeuwen uitgebrachte evaluatierapport heeft uiteindelijk geresulteerd in het opheffen van de Raad.

      Op 30 november 1981 viel het doek over het voortbestaan van de Raad. Aan het particulier initiatief werd overgelaten zicht te organiseren in verenigingen en/of stichtingen. Wel konden vertegenwoordigers van jeugdorganisaties in voorkomende gevallen deelnemen aan de discussies in de desbetreffende vakcommissies van advies en bijstand van de gemeente (witte stoel).

      Aangezien er in de jaren 1980/1981 een periode van onzekerheid is geweest ten aanzien van de status van de Raad en het feit dat de Raad zelf erkende geen afspiegeling meer te zijn van het totale jeugd- en jongerenwerk is in de tweede helft van 1981 een poging gedaan een breed overlegplatform tot stand te brengen. In februari 1981 is hierover een hearing gehouden onder alle jeugd- en jongerenverenigingen met als hoofddoel het eventueel oprichting van een Raad op privaatrechtelijke basis. Helaas is dit initiatief bij gebrek aan belangstelling van de verenigingen niet verwezenlijkt.

  •  Geschiedenis van de archieven en verantwoording van de inventarisatie
    • De omgang van de geinventariseerde archieven bedroeg bij de aanvang van de inventarisaiewerkzaamheden 9 strekkende meter. Na verwijdering van dubbele en voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden bleef uiteindelijk 1,4 strekkende meter archief over. De archieven zijn gevormd door de adjunct-secretaris van de Raden, tevens ambtenaar op de gemeentesecretarie. Voor de ordening van de correspondentie heeft met gebruik gemaakt van dossiermappen en ordners. De in 1980 overgedragen archieven zijn bij de inventarisatie opnieuw geordend omdat stukken over deelfde onderwerpen verspreid waren opgeborgen.

      Voorts zijn op grond van de herkomst beginsel veel stukken overgedragen aan de gemeente omdat ze in deze archieven thuishoren. Correspondentie, die voor vernietiging in aanmerking kwam, is overeenkomstig de thans geldende richtlijnen, vernietigd.

  •  Voorwaarden voor raadpleging en gebruik
    •  Voorwaarden voor raadpleging
      • De archiefstukken zijn voor een ieder vrij raadpleegbaar.

         

  •  Inventaris